Misschien ben je wel eens een insect tegen gekomen dat je deed denken aan een prehistorisch iets? Wel, hoogstwaarschijnlijk heb je een veenmol gezien. Veenmollen zijn nog steeds zeldzaam en staan in Nederland op de rode lijst als ‘kwetsbare’ diersoort. In België staat hij sinds 2017 als ‘momenteel niet bedreigd’ gekwalificeerd.
In Nederland zijn ze vrij algemeen in Zuid-Holland en Zeeland. In België vind je ze vooral langs de Beneden-Dijle, Rupel en Schelde. Je kan veenmollen het hele jaar door tegen komen maar je ziet ze het meest van eind april tot eind mei.
Wat is een veenmol?
De veenmol (Gryllotalpa gryllotalpa) is geen mol maar verwant aan de krekel. Een veenmol wordt 4 à 5 cm groot; de vrouwtjes zijn iets groter dan de mannetjes. Hun lichaam is bruin van kleur en fluweelachtig behaard. De kleur kan lichtjes variëren van bruin tot roodbruin en geelachtig.
De veenmol is een erg mobiel insect. Zijn stevige graafpoten en zijn vleugels zorgen ervoor dat hij zowel in de grond als bovengronds zich goed kan voortbewegen. Veenmollen vliegen vooral op zonnige zomeravonden. Bovendien kan hij ook goed zwemmen.
Levenscyclus van de veenmol
In het voorjaar begint het mannetje met het graven van een gangenstelsel. Eénmaal dit klaar is, lokt hij de vrouwtjes met zijn baltsgezang. Een echt gezang is het niet, eerder een monotoon geronk dat hij veroorzaakt door met zijn vleugels te bewegen. Hij zet zich daarvoor aan de ingang van zijn gangenstelsel zodat het geluid versterkt wordt. Het geluid van de veenmol kan minutenlang aanhouden zonder onderbreking. Meestal hoor je het in mei en juni op zonnige zomeravonden.
Het geluid van de veenmol wordt soms verward met dat van de rugstreeppad. Beiden geluiden hoor je via deze youtube link.
Na de paring legt het vrouwtje haar eitjes in een holletje in de grond. Het nest wordt door het vrouwtje gemaakt en heeft de grootte van een kippenei. Afhankelijk van de grondsoort en vochtigheid wordt de nestholte 8 tot 30 cm diep onder de grond gebouwd.
Ze legt per nest 100 tot 300 eitjes, die aan elkaar geklit zijn. Wanneer het warm genoeg is, verhuist ze de nest naar boven zodat de zon de eitjes kan uitbroeden. Wordt het terug kouder, wordt de nest terug lager gebracht.
Na 14 tot 45 dagen komen de nimfen uit hun ei. In de nest voeden de jongen zich met humus en kleine worteltjes die er van nature aanwezig zijn. De nimfen verlaten het nest als ze drie weken oud zijn. Maar het duurt in ons land minstens 500 dagen vooraleer de jongen volwassen zijn. Pas na de tweede winter zijn de nieuwe veenmollen geslachtsrijp.
Als er voldoende dierlijk voedsel beschikbaar is, kan een vrouwtje tot 4 nesten groot brengen in 3 à 4 maanden tijd. De volwassen veenmollen leven tussen 70 en 600 dagen.
Vanaf eind juli tot in augustus gaan de veenmollen op zoek naar een overwinteringsplek. Ze overwinteren in een verticale gang wat dieper in de grond. Vanaf april ontwaken ze uit hun winterslaap en worden ze weer actief.
Wat eet een veenmol?
De veenmol eet enerzijds insectenlarven en regenwormen en anderzijds plantenwortels. Het is een goede helper in het opruimen van schadelijke insecten zoals emelten, engerlingen, aardrupsen, aardrupsen, vlinderpoppen en kevers.
De veenmol geeft de voorkeur aan het dierlijk dieet boven het plantaardig dieet. Louter op plantenwortels kunnen ze geen nesten groot brengen en blijven ze zelf ook niet gezond. Plantenwortels vormen dus maar een beperkt deel van hun voeding.
Natuurlijke vijanden van veenmollen
De natuurlijke vijanden van de veenmol zijn talrijk: katten, uilen, kraaien, reigers, egels, loopkevers, mollen, vossen en spitsmuizen zijn allemaal kandidaat!
Last van veenmollen?
De natuurlijke habitat van veenmollen zijn humusrijke zandgronden en vochtige veengronden waar ze in zelf gegraven, ondergrondse gangen leven. Moestuingronden en volkstuinpercelen zijn ook geliefkoosde plekken omdat de gronden daar in het algemeen los en voedselrijk zijn. Ook in gazons kunnen veenmollen last berokkenen.
De schade wordt veroorzaakt door het eten van plantenwortels maar zeker ook door het graven van nesten. Tijdens hun graafwerken knagen ze wortels van planten kapot die in de weg zitten en sterven ook jonge plantjes af van het gewoel.
In juni en juli houden de vrouwtjes bovendien de grond boven hun nesten plantenvrij om de eitjes en jongen voldoende zonnewarmte te bieden. Ook dit veroorzaakt bijkomende schade.
Hoe veenmollen in de tuin voorkomen?
Ligt je moestuin in een veenmol gevoelig gebied, kan je volgende maatregelen overwegen:
- Stimuleer zoveel als mogelijk de aanwezigheid van hun natuurlijke vijanden. Zorg voor een biodiverse tuin, dat is in alle omstandigheden de beste remedie tegen plagen.
- Penen zijn een gevoelig gewas voor veenmollen. Deze kunnen in moestuinbakken geteeld worden. Op die manier vermijd je niet alleen aantasting van de veenmol maar ook van de wortelvlieg, die niet zo hoog vliegt!
- Kweek plantgoed eerst op in potten en verplant ze pas in volle grond als ze sterk genoeg zijn om de wortelvraat van de veenmol te weerstaan.
- Je kan de opgekweekte planten samen met de potten zonder bodem ingraven om de wortels te beschermen.
- Plaats houten barrières in de grond rond kwetsbare plantbedden. Graaf ze minstens 30 cm diep in de grond.
- Veenmollen vangen doe je zo: graaf plastic bakjes tot aan de rand in de grond en leg hierover een kleine barrière (houten stokje of takje). Veenmollen zullen er in vallen en kunnen er niet meer uit. Controleer de bakjes dagelijks en verplaats ze naar een plek waar ze minder schade berokkenen.
Veenmol bestrijden?
Een nest van een veenmol is gemakkelijk op te sporen omdat de beplanting boven het nest dood of verdwenen is.
Als er bij jou maar sporadisch veenmollen voorkomen, is het niet nodig om deze te bestrijden. Veenmollen voeden zich immers met veel schadelijke insecten en vervullen als dusdanig een belangrijke rol in de voedselketen.
Heb je te maken met een veenmollen plaag, kan je hun populatie beheersen door gebruik te maken van insect parasitaire aaltjes.
Veenmollen bestrijden met aaltjes
Carpo-care bevat de werkzame aaltjes tegen veenmollen. De beste toepassingsperiode ligt tussen eind april en eind juni. Het gebruik van aaltjes is toegestaan omdat het niet gezien wordt als bestrijdingsmiddel maar als natuurlijke correctie op de bodembiologie. De aaltjes zorgen ervoor dat hun aantal vermindert.
De aaltjes worden opgelost in water en aangegoten over de aangetaste plaatsen.