Aardvlooien

Kleine ronde gaatjes in de groenten? Kleine kevertjes met een glanzend schilddek? Het kan wel eens zijn dat je last hebt van aardvlooien. Meer lees je hier.
... Lees meer
3 producten
Sorteer op

De weersomstandigheden van de laatste jaren, warm en droog, waren ideale condities voor de aardvlooien. Hierdoor hebben ze grote populaties kunnen opbouwen en zie je ze weer vaker in onze tuinen opduiken. Aardvlooien vind je vooral op koolplanten maar kunnen ook andere kruisbloemigen aantasten.

Aardvlooien

Wat zijn aardvlooien?

Aardvlooien of vlokevers zijn geen vlooien maar minuscuul kleine kevertjes van 2 tot 5 mm groot met een metaalglans dekschild. Ze behoren tot de familie van de bladhaantjes. Typisch voor aardvlooien, is dat ze ver kunnen springen als ze verstoord worden. Die grote sprongen kunnen ze maken omdat het bovenste deel van hun achterste poten sterk gespierd en verdikt is. Met het springen belanden ze vaak op de aarde tussen de planten, vandaar hun naam ‘aardvlooien’.

Aardvlooien kunnen ook vliegen. Naargelang de temperatuur stijgt, kunnen ze zich over grotere afstanden verspreiden (20°C en meer). De vliegperiode situeert zich tussen mei en september.

Grote gestreepte aardvlo

Soorten aardvlooien

Er zijn veel soorten aardvlooien in ons land. Hun waardplanten en ontwikkeling verschilt naargelang de soort.

Voor ons is het belangrijk te weten welke soorten in onze tuin schade aanrichten. En dan onderscheiden we drie belangrijke soorten: de blauwe koolaardvlo (Phyllotreta cruciferae), de grote gestreepte aardvlo (Phyllotreta nemorum) en de kleine gestreepte aardvlo (Phyllotreta undulata). De grote gestreepte aardvlo is het meest algemeen. Deze soorten tref je vooral op de kruisbloemigen. Er zijn ook aardvlooien die suikerbieten, chicorei , witloof en vlas aantasten.

Sierplanten worden over het algemeen gerust gelaten. Je kan aardvlooien wel op schermbloemige onkruiden terug vinden en sommige wilde planten zoals gele kattestaart, jacobskruid, leverkruid, distel en stokroos.

Levencyclus van de koolaardvlooien

Koolaardvlooien kennen één nieuwe generatie per jaar. Ze overwinteren als volwassen insecten in plantenresten, onder struiken of hagen. Overwintering op groentepercelen zou volgens onderzoeken maar zeer sporadisch gebeuren.

In de lente vanaf 14°C worden de aardvlooien actief. Aanvankelijk voeden ze zich met kruisbloemige onkruiden maar daarna gaan ze zich verspreiden.

Vanaf half april start de eiafleg. Naargelang de soort worden de eitjes afgelegd aan de plantbasis of op de bladeren.

Na 10 tot 14 dagen komen de larven uit de eitjes. De larven vreten aan de plantenwortels en maken mineergangen in het blad omdat ze zich voeden met het bladmoes. Tien dagen later wordt reeds het derde larvestadium bereikt en laten de larven zich vallen om te verpoppen in de grond. De verpopping duurt 1 tot 2 weken.

De nieuwe volwassen kevers, die in juni-juli tevoorschijn komen, voeden zich met de bladeren van de groeiende of volgroeide kruisbloemigen tot de temperatuur te laag wordt. Dan zoeken ze een overwinteringsplek op.

De overwinterende en de nieuwe generatie kevertjes kunnen tegelijkertijd aanwezig zijn. Hierdoor zijn tijdens het hele seizoen volwassen aardvlooien actief.

Schade aardvlo

Schade door aardvlooien

Aardvlooien zijn planteneters. De volwassen kevertjes vreten kleine, ronde gaatjes en de larven vreten gangen in de bladeren van groenten. Al enkele dagen nadat je jonge plantjes hebt gepoot, kan je vraatgaatjes zien.

De gaatjes van aardvlooien zijn goed te onderscheiden van rupsenvraat omdat ze mooi rond of ovaal van vorm zijn. De randen van de gaatjes zijn mooi glad en meestal lichter van kleur dan de rest van het blad.

Veel groenten kunnen door aardvlooien worden aangetast. Paksoi, bloemkool, broccoli, spruitkool, Chineze kool, raapjes, rucola, radijs en waterkers zijn hieraan gevoelig.

Aardvlooien ontwikkelen zich het best bij droog weer en hitte. Kiemplantjes zijn uiteraard het meest gevoelig. Bij een grote populatie aan aardvlooien kunnen de jonge plantjes volledig ontbladert worden en afsterven. Bij overlevende planten groeien de gaatjes mee met de bladeren. Dit kan leiden tot verminderde groei, latere en kleinere oogst.

De eerste aantasting wordt al begin april gezien. De piek van de aantasting ligt in mei-juli.

Aardvlooien voorkomen

Er zijn een aantal preventieve maatregelen die helpen tegen aardvlooien:

  • In plaats van ter plaatse te zaaien, kan je planten voorzaaien en uitplanten als ze voldoende groot zijn. Hierdoor kunnen ze meer weerstand bieden tegen de vraatschade van aardvlooien.
  • Zorg ervoor dat de grond en de planten voldoende vocht hebben tijdens de groei. Vermijd droogtestress want dit trekt aardvlooien aan.
  • Zorg voor een humusrijke bodem en mulch tussen de groenteplanten vanaf de aanplant.
  • Kolen en aanverwanten niet op eenzelfde bed planten maar afwisselen met andere groenten. Aardvlooien hebben een goed ontwikkeld reukorgaan waardoor ze de schermbloemigen kunnen opsporen. Wortelen, tomaten, prei en knoflook zou de aardvlooien afschrikken. Een goede combinatieteelt is in die zin wel interessant.
  • De gevoelige planten vanaf de aanplant tot de oogst afdekken met fijnmazig insectengaas. Dit insectengaas heeft een maaswijdte van 0.80 x0.80. Dit is de beste preventieve maatregel die je kan nemen. Zeker als je het jaar voordien al last had van aardvlooien. Fijnmazig insectengaas heeft geen zin meer als de aardvlooien op de planten aanwezig zijn.

Aardvlooien bestrijden

Heb je last van aardvlooien, kan je volgende maatregelen treffen:

  • De planten dagelijks verschillende malen bespuiten met een koude waterstraal. Aardvlooien hebben hieraan een hekel.
  • Met gele vangplaten rakelings over de planten gaan, helpt om een gedeelte weg te vangen.
  • De planten regelmatig bestuiven met lavameel.

Bovengrondse aardvloBron: irsl.nl

Aardvlo of bovengrondse springstaart?

Bovengrondse bolvormige springstaarten worden vaak verward met aardvlooien. Ze zien er nagenoeg hetzelfde uit en vreten ook ronde gaatjes in de bladeren. Ze komen voor op alle grondsoorten.

Springstaarten houden van vochtige omgevingen en voeden zich normaal met organisch materiaal. De schade aan planten ontstaat enkel in bijzondere omstandigheden: ingeval van een droge bodem of bij de kieming van planten.