Het roteren van gewassen is vaak een techniek die wordt gebruikt op grote commerciële boerderijen of plukboerderijen, maar het is ook sterk aan te bevelen voor jouw groententuin en kas. Vruchtwisseling helpt de vruchtbaarheid van de bodem optimaal benutten en vermindert het risico dat door de bodem verspreide ziekten en insecten een probleem worden.
Het gevolg van vruchtwisseling is dat elk gewas slecht éénmaal op dezelfde plaats geteeld wordt in de loop van verschillende jaren. Het aantal jaren dat tussen twee dezelfde teelten moet worden gelaten, is afhankelijk van de plantensoorten.
Waar moet ik aan denken vooraleer ik een teeltplan maak?
Een teeltplant is een plan van jouw moestuin met de aanduidingen waar elk gewas moet gezaaid of geplant worden. Je beslist dus eerst welke groenten je gaat kweken en in welke hoeveelheid je deze gaat zaaien of planten. Dit is afhankelijk van je eetgewoonten en wat jij en je gezin lekker vinden.
Probeer te vermijden dat alle groenten gelijktijdig oogstklaar zijn. Het is optimaal als je bepaalde groenten in kleine hoeveelheden zaait en na enkele weken herzaait zodat je een langere oogstperiode creëert. Hierbij denk ik aan sla, pluksla, rucola, bonen, peulen... Je gebruikt elk jaar hetzelfde teeltplant maar de gewassen gaan elk jaar één perceel opschuiven; ze roteren dus. Ideaal is dat ze pas na minimum vier jaren op dezelfde plaats terug keren.
Een teeltplan wordt meestal de eerste jaren nog geperfectioneerd. Je zal ondervinden hoe lang bepaalde groenten groeien en welke percelen in aanmerking komen voor een nateelt of juist niet. Of je verkiest na verloop van tijd bepaalde groenten meer of minder te kweken en moet daarom een perceel toevoegen of een perceel van teelt wijzigen.
Combinatieteelt Eden project Cornwell
Bij het opmaken van je teeltplan houdt je best rekening met volgende richtlijnen:
- Zet geen groenten die niet voor jouw bodem geschikt zijn. Bijvoorbeeld plant geen asperges in zware leemgrond, de meeste koolsoorten doen het niet goed in zandgrond, plant geen wortelen op zwaar bemeste grond...
- Houd er rekening mee dat sommige groenten een lange groeitijd vereisen en het heel seizoen blijven staan. Op deze percelen kan je geen nateelt plannen. Hierbij denk ik aan paprika, tomaten, kolen, prei, selder, courgetten en pompoenen.
- Bladgewassen kan je gemakkelijk tussen andere teelten zetten of als voor- of nateelt kweken. Hiervoor moet je geen apart perceel voorzien.
- Vermijd dat je je teeltplan volledig uit balans brengt door een veel te groot perceel van dezelfde groenten te kweken. Zet bijvoorbeeld niet een derde van je moestuin vol aardappelen,ook al eet je die veel. Daardoor kan je niet meer voldoende aan vruchtwisseling doen. Zet dan een beperkte hoeveelheid aardappelen en koop nadien de rest aan.
- Als je doorlevende gewassen wil planten (bijvoorbeeld doorlevende kervel of kruidachtigen), zet deze dan aan de rand van de moestuin zodat ze kunnen blijven staan en de teeltrotatie niet storen. Aardbeien staan drie jaren op hetzelfde perceel, houd hiermee ook rekening bij het opstellen van je teeltplan.
- Je moet weten welke planten tot dezelfde familie behoren en deze op één perceel groeperen of tussen de verschillende percelen minstens vier jaren laten om ziekten te vermijden en de mestofbehoefte te optimaliseren. Planten zoals tomaten, aubergines en paprika's (Solanaceae familie) zijn bijvoorbeeld zware eters die grote hoeveelheden voedingsstoffen uit de bodem nodig hebben, terwijl anderen zoals bonen, erwten en wikken (Fabaceae familie) stikstof uit de lucht halen en helpen de bodem te herstellen.
- Je kan aan combinatieteelt doen. Dit houdt in dat je verschillende gewassen vlak naast of door elkaar teelt. Bijvoorbeeld: wortelen telen in combinatie met ajuin gaat prima. Maar als gewassen niet dezelfde meststofbehoeften, kan je deze niet combineren. Je moet de voorrang geven aan de regels van meststofbehoefte boven de mogelijkheden van combinatieteelt. In dit geval: wortelen en ajuin hebben wel dezelfde meststof behoeften.
- Vermijd dat je hoge teelten zoals erwten, peulen, stokbonen of mais zo plant dat ze de zon wegnemen van lagere teelten. Of omgekeerd: zorg dat groenten die in de zomer meer schaduw nodig hebben, kunnen genieten van de schaduw van hoge planten of plant ze op dat perceel van de tuin dat meer schaduw heeft.
Verschillende componenten van vruchtwisseling
Welke teelten elkaar best niet opvolgen:
Probeer volgende opeenvolgende teelten te vermijden:
- Alle groenten na zichzelf
- Ui en prei elkaar niet laten opvolgen
- Erwt en boon niet laten opvolgen
- Zaai geen bonen na knolselder of witloof
- Zet geen wortel na aardappel
- Witloof is het moeilijkste te combineren. Je plant dit best na prei. Witloof verdraagt geen vers mest.
Groenten uit dezelfde plantenfamilie mogen elkaar niet opvolgen. Zeker bij kolen moet je daar op letten gezien het gevaar van knolvoet (schimmelziekte). In geval van knolvoet, kan je namelijk zeven jaren geen kolen meer planten op hetzelfde perceel.
Wachttijd
In principe voldoen vier jaren wachttijd om hetzelfde of aanverwant gewas op dezelfde plaats te laten terug keren. Bladgewassen (zoals sla, andijvie, spinazie, rucola) kunnen minder wachttijd verdragen. Erwten, uien, sjalot, knoflook en kolen (zeker op zandgrond) vragen een wachttijd van 6 jaren. Als je deze wachttijden niet respecteert, heb je niet onmiddellijk problemen maar na een aantal jaren telen wel. Je kan dus beter preventief te werk gaan als je lang van je moestuin wilt genieten.
Rekening houden met de meststof behoeften van de planten:
Sommige moestuinplanten hebben heel veel voedingsstoffen nodig om te groeien. Hierbij denken we vooral aan kolen, spinazie en prei. Anderen zoals selder, mais, courgette, pompoen, tomaten, aubergine en paprika hebben veel voedingsstoffen nodig. Alle andere planten weinig tot geen.
Het is belangrijk om dit te weten zodat je de planten groepeert en zeker niet combineert met moestuinplanten die weinig of geen meststof nodig hebben (erwten, bonen, wortelen, aardappel, rode biet, pastinaak..) op hetzelfde perceel.
Het concrete teeltplan
- Verdeel je moestuin in een aantal percelen van dezelfde grootte. Dit is zeer belangrijk om elk jaar hetzelfde teeltschema te kunnen gebruiken. Het minimum aantal percelen is zes. Meer percelen is nog beter omdat je dan de mogelijkheid hebt om meer dan één perceel per hoofdgewas te voorzien. Bijvoorbeeld: 2 percelen aardappelen waar minstens 4 jaren tussen zitten.
- Beslis welke hoofdgewassen je wilt telen. Er zijn 7 hoofgroepen: koolgewassen, vruchtgewassen, aardbeien, aardappels, wortelgewassen, peulgewassen en bladgewassen. Voor de laatste hoef je niet noodzakelijk een apart perceel te voorzien, het kan gecombineerd worden met andere teelten. Bladgewassen horen tot verschillende families en zijn qua bemesting soepel.
- Als je gewassen samen voegt, houd je rekening met de meststofbehoefte. Bijvoorbeeld geen erwten combineren met vruchtgewassen zoals pompoenen of tomaten.
- Vervolgens verdeel je de gewasgroepen op de percelen die je hebt, rekening houdend met de teelten die elkaar niet mogen opvolgen.
- Zoals reeds aangehaald, kan je bladgewassen als voor- of nateelt zetten op andere percelen. Hoofdgewassen waar geen voor- of nateelt mogelijk is, zijn: winterwortel, witloof, knolselder, pastinaak, schorseneer, rode biet en late aardappelen.
- Aardbeien worden in het najaar gepland, dit kan na een aardappelteelt. Ze blijven vervolgens nog twee jaar op hetzelfde perceel staan.
- Ook in de kas moet de vruchtwisseling zoveel als mogelijk gerespecteerd worden. In een kas worden meestal tomaten, paprika, komkommer, aubergine als hoofdgewas geteeld. Ze zijn allen van dezelfde familie dus je kan onmogelijk tussen elke teelt 4 jaren wachttijd laten. Als je een grote kas hebt, kan je er wel voor zorgen dat dezelfde planten elkaar tenminste gedurende 3 jaren niet opvolgen. Als voor- en nateelt kunnen bladgewassen (zoals spinazie, rucola, sla, snijsla en veldsla), bonen, broccoli en bloemkolen geteeld worden.
Lees de volledige biologische moestuinieren gids in pdf
Lees de volledige biologisch tuinieren gids
Inleiding biologische tuinieren 1) Voordelen Biologische tuinieren 2) Planning en ontwerp van de tuin 3) Ken je tuingrond 4) Maak van composteren een succesverhaal! 5) Zaden oogsten, drogen en zaaien 6) Het verschil tussen soorten meststoffen: Organische mest, kunstmest en plantaardige mest 7) Het probleem van pesticide gebruik 8) Seizoensgebonden verzorging 9) Vruchtwisseling, een must voor elke moestuin en kas 10) Oogsten en oogst bewaren